01
/
01
/
LISA PETERS

Transtrends – waarom willen zoveel mensen van geslacht veranderen?

De Nashville-verklaring die christelijke leiders vorige week ondertekenden wil ‘Gods mooie plan’ beschermen. In dat mooie plan is geen ruimte voor onder andere het groeiende aantal transgender mensen.

‘Ik hoopte dat het privé zou blijven. Het was een tijd waarin je het woord “homoseksueel” nog niet eens publiekelijk uitsprak. Ik werd geweerd van televisie, ze waren doodsbang voor me. Ik denk dat ze bang waren dat ik al m’n kleren zou uittrekken en al gillend poedelnaakt voor de camera zou rondrennen.’ Aan het woord is Christine Jorgensen in een televisie-interview in de jaren tachtig. Dertig jaar eerder was ze de eerste trans vrouw die met haar transitie wereldwijd de voorpagina’s haalde. ‘George is no more’, schreef de Amerikaanse krant Daily News in 1952. Er boven de vette kop: ‘Ex-GI becomes blonde beauty’. Later zegt ze daarover: ‘Ik ben trots nu. Het was het begin van de seksuele revolutie, en die zou ook wel zijn begonnen zonder mij. Wij hebben haar misschien niet ingeluid, maar we hebben haar wel een flinke trap onder de kont gegeven.’

Het was de tijd dat in Nederland ziekenhuizen hun deuren sloten voor de ‘verminkende ingrepen’, behandelaars werden bedreigd door de Amsterdamse politie en uit pure nood één operatie zelfs plaatsvond bij de chirurg thuis. De omstreden Nashville-verklaring die deze maand werd ondertekend door honderden christelijke leiders doet denken aan deze periode. Volgens de ondertekenaars morrelen trans personen aan ‘Gods mooie plan’. Het is een extreme reactie op de steeds grotere zichtbaarheid van transgender personen. De ondertekenaars ‘griezelen en gruwen van dat wat ze niet kennen’, schreef Maxim Februari vorige week in NRC Handelsblad.

Want inmiddels kent (bijna) iedereen wel een trans persoon – persoonlijk dan wel van tv –, is de behandeling van transgenders in de basisverzekering opgenomen en zijn er speciale genderpoli’s.

‘We worden werkelijk overspoeld met aanmeldingen’, zegt Thomas Steensma in een kaal kamertje in het Kennis- en Zorgcentrum Genderdysforie op het Amsterdam UMC. Steensma is er psycholoog en onderzoeker. ‘Het aantal nieuwe patiënten blijft maar stijgen, er is nog geen afvlakking in zicht. Het is ongekend voor de medische wereld. Bij de meeste zorgvormen kan de vraag ernaar goed ingeschat worden, zoals bij diabetes. Een stijging zou daar nooit zo uit de lucht komen vallen als wij nu meemaken.’

Het aantal aanmeldingen verviervoudigde in de afgelopen tien jaar. Werden er in 2008 nog tweehonderd nieuwe personen verwelkomd door het genderteam, in 2017 waren dat er meer dan achthonderd. De laatste vijf jaar verdubbelde het aantal mensen in een zorgtraject en op dit moment zijn er meer dan 5300 trans personen onder behandeling en staan er 1300 mensen op de wachtlijst. Elke maand komen daar ongeveer 105 mensen bij.

De wachttijden zijn dan ook enorm: mensen die zich nu aanmelden, moeten tot minstens begin 2021 wachten voor alleen al een intakegesprek. Voordat er met een behandeling begonnen kan worden, zijn mensen zo drie jaar verder. Toen Steensma in 2006 begon bij de genderpoli waren er zes psychologen. Nu telt het team meer dan veertig psychologen en stagiairs. Tegen de huidige aantallen valt niet op te groeien, volgens Steensma.

Het roept de vraag op: waarom willen zoveel mensen nu van geslacht veranderen? Waren er in de tijd van Christine Jorgensen ook al zoveel trans personen, maar trad slechts het topje van de ijsberg ermee naar buiten? Of is er een maatschappelijke verschuiving gaande, waardoor steeds meer mensen zich als trans identificeren? En in hoeverre is de toename een teken van emancipatie? Een zoektocht naar verklaringen.

‘Er is een inhaaleffect van mensen die al veel langer wisten hoe de vork eigenlijk in de steel zat, jaren hebben geaarzeld of ze hun trans gevoelens wilden erkennen en het eindelijk hebben aangedurfd’, zegt Lisa van Ginneken, voorzitter van patiëntenorganisatie Transvisie, op een zonnig terras in Amsterdam-Oost. Zelf behoort ze ook tot deze groep: pas na haar veertigste hakte ze de knoop door en sindsdien gaat ze als vrouw door het leven. Voor het magazine ‘Vrouw’ van De Telegraaf hield ze een vlog bij waarin ze vertelt over de frustraties van het wachten op een behandeling in Nederland, haar zoon die het contact met haar verbreekt, en de medische transitie waarvoor ze naar Thailand gaat. Ze merkt de toename van het aantal trans personen doordat er structureel stoelen bijgeplaatst moeten worden in de meer dan honderd gespreksgroepen die Transvisie met hulp van tientallen vrijwilligers jaarlijks organiseert. ‘Er zijn nu zelfs groepen in Brabant en Twente. In tegenstelling tot de zorg, die zich in Amsterdam centreert, heeft Transvisie wel een redelijk landelijk dekkend aanbod. En de vraag naar lotgenotencontact blijft maar groeien’, zegt Van Ginneken.

Een belangrijk moment voor dit inhaaleffect is volgens Van Ginneken de invoering van de nieuwe transgenderwet in 2014. Daarmee was eindelijk de ‘sterilisatie-eis’ van de baan. Jarenlang moest een trans persoon operatief permanent onvruchtbaar zijn gemaakt om het juridische geslacht in het paspoort te mogen aanpassen. In 1985 was deze verplichting toegevoegd aan de wet omdat een trans persoon anders kinderen zou kunnen krijgen, die mogelijk zouden opgroeien met twee vaders of twee moeders. En dat was onwenselijk, vond de Tweede Kamer.

Transgenderactivisten kwamen vorig decennium al in actie tegen de eis en werden in hun strijd gesterkt door Human Rights Watch en hun rapport De overheid moet uit ons ondergoed blijven. De sterilisatie-eis is een schending van het recht op persoonlijke autonomie en lichamelijke integriteit, betoogden de activisten. Het duurde nog jaren voordat de wet ook daadwerkelijk werd aangepast. Sinds 2014 is een deskundigenverklaring voldoende voor de papieren geslachtswijziging en de nood voor juridische erkenning bleek hoog. Vóór de wetswijziging waren er jaarlijks zo’n tachtig tot honderd mensen die hun geslachtsregistratie aanpasten. Het jaar na de nieuwe wet vertienvoudigde dat tot 770. Sindsdien is het aantal hoog gebleven; afgelopen drie jaar stond de teller op respectievelijk 460, 530 en 640 wijzigingen.

Transgender Netwerk Nederland (TNN) maakt zich hard om ook deze eis teniet te doen. De groep die opkomt voor de belangen van trans personen beroept zich op het recht op zelfbeschikking: mensen zouden geen medische autoriteit nodig moeten hebben om hun juridische geslacht te veranderen, meent TNN.

Niet alleen het aantal aanmeldingen bij de genderpoli verandert, ook het soort aanmelding is in beweging. ‘De hulpvraag is minder traditioneel dan voorheen’, zegt Steensma. ‘We zien steeds meer non-binaire genderidentiteiten, terwijl we voorheen vooral mensen behandelden die zich crossidentificeerden, van man naar vrouw of andersom. Verreweg de sterkste stijging is te zien in de groep jongeren en jongvolwassenen tussen de twaalf en 25 jaar.’

Dit generatieverschil is niet voorbehouden aan Nederland. Een enquête uit 2017 van de Amerikaanse lhbtq-organisatie Glaad vond dat twaalf procent van de millennials zichzelf niet als strikt ‘cisgender’ zag – iemand die zich thuis voelt bij het geboortegeslacht – maar als transgender of gender nonconforming. Van de babyboomers identificeerde slechts drie procent zichzelf zo. ‘Als het zo doorgaat, is over tien jaar iedereen trans’, grapt Van Ginneken van de patiëntenorganisatie. Ze ziet de cijfers als een positieve ontwikkeling: ‘Ik zie een jonge generatie die hoopvol is over de toekomst, die midden in het leven staat. Dat is echt anders voor ouderen, die toch jarenlang een deel van zichzelf hebben moeten onderdrukken.’

De verhalen die voor de eeuwwisseling over transgenders werden verteld, waren eenzijdig en zwartgallig’, zegt Alex Bakker. ‘Als trans persoon wachtte je maar één lot: je werd ontslagen, door je familie verbannen en door niemand geaccepteerd. Het beeld was zo extreem dat veel trans mensen dachten: o jezus, daar wil ik niet belanden, nu lijd ik misschien, maar ervoor uitkomen en alles kwijtraken is nog erger.’ Bakker is auteur van de boeken Mijn valse verleden en Transgender in Nederland: Een buitengewone geschiedenis. De knipselmap in de bibliotheek van Groningen was in de jaren negentig de enige plek waar hij terechtkon voor informatie over een gevoel dat hij toen nog niet plaatsen kon. ‘Ik vond een paar artikeltjes over transseksualiteit. Daar herkende ik me helemaal niet in, want de meeste berichten gingen over trans vrouwen en mijn beleving als trans man (geboren als vrouw – lp) was zo anders.’

Tot de jaren nul verschijnen slechts sporadisch berichten in Nederlandse media over wat dan nog ‘transseksualiteit’ wordt genoemd. Vanaf 2002 neemt het aantal artikelen over transseksuelen, transgenders en lhbt’ers gestaag toe, blijkt uit een media-analyse van berichten in De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant van het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis Atria. Maar dát er wordt geschreven over transgender personen betekent niet dat de verhalen begripvol en emanciperend zijn. Vaak gaat de berichtgeving niet verder dan sensationele verhalen over geslachtsdelen, ‘verkeerde lichamen’ en ontmaskeringen – met krantenkoppen als ‘Inclusief neppenis’, ‘De zware weg van Klaas naar Laura’ en ‘Droomvrouw blijkt man’.

Toch lijkt de trend op de genderpoli gelijk op te gaan met die in de media. 2015 werd door de Volkskrant uitgeroepen tot het jaar van de transgender. En dankzij Caitlyn Jenner, een celebrity trans vrouw die als Olympisch kampioen voor haar transitie al bekendheid had verworven, weten zelfs oma’s inmiddels wat ‘transgender’ betekent. Met het winnen van het tiende seizoen van Holland’s Next Top Model door de jonge trans vrouw Loiza Lamers had transgender Nederland er een eigen rolmodel bij.

‘Er zijn nu veel meer verschillende soorten verhalen over trans personen te vinden dan twintig jaar geleden’, zegt Eliza Steinbock, universitair docent aan de Universiteit Leiden, die promoveerde op de beeldvorming van transgender personen. ‘Televisieprogramma’s als Geslacht en Love Me Gender breken met gendernormen. Mensen zien dat er vele manieren zijn om man of vrouw te zijn, en dat het ook mogelijk is niet man óf vrouw te zijn, maar non-binair. Het is mainstream geworden.’ Recentere nieuwsberichten over trans personen gaan (Nashville-berichtgeving daargelaten) over een transgender gemeenteraadslid, een trans man die een kind op de wereld zet en de prijswinnende film Girl over een trans meisje. Je kunt transgender zijn en ook een gewoon leven leiden, lijken de artikelen te zeggen. En als dat in het echte leven lastig blijkt, is er altijd nog de digitale wereld als toevluchtsoord.

‘Vooral op sociale media weten trans mensen elkaar te vinden’, zegt Steinbock, ‘ze ondersteunen elkaar en nemen de ruimte om te experimenteren met hun expressie. Zoek maar eens op Instagram naar #transisbeautiful en #transvisibility – mensen hoeven zich niet langer te verstoppen.’ Fora barsten van de trans ervaringen, online communities zitten vol gelijkgestemden en YouTubers delen hun verhalen met duizenden volgers. ‘Zoals velen van ons ben ik mijn gender en seksualiteit gaan begrijpen dankzij internet. Ik kan me niet voorstellen hoe lang het zou hebben geduurd voor ik tot mezelf en mijn queerness was gekomen zónder internet’, schrijft non-binaire trans persoon Tyler Ford, die inmiddels 28 is en uitgegroeid tot een rolmodel.

En Jacob Tobia, 25 jaar en genderqueer, zegt in een interview met Time over de rol van internet in hoe de generatie jongeren van nu met gender omgaat: ‘Het is makkelijk om aan mensen die er helemaal alleen voor staan en die het gevoel hebben dat er niemand anders is zoals zij, te vertellen dat hoe zij zijn fout is. Maar zodra zij beseffen dat ze niet alleen zijn, is het heel moeilijk om dat gevoel van persoonlijke empowerment weg te nemen.’

Voor een groep Amerikaanse ouders was die ‘empowerment’ een raadsel en kwam het transgender-zijn van hun kind nogal uit de lucht vallen. Voor een onderzoek van de prestigieuze Ivy League-universiteit Brown vulden 256 ouders een vragenlijst in. Tachtig procent gaf aan dat hun tienerkinderen nooit eerder tekenen van genderdysforie hadden vertoond. Dochters die altijd van make-up en bikini’s hadden gehouden hingen hun meisjesachtige accessoires opeens aan de wilgen, aldus de ouders. Sterker nog, veel van deze jongeren hadden vrienden die tegelijkertijd ook transgender ‘werden’.

Onderzoeker Lisa Littman publiceerde de resultaten in een wetenschappelijk artikel waarin ze spreekt van ‘sociale besmetting’ en de transtrend vergelijkt met anorexia: de tieners zouden elkaar via vriendengroepen en internet ‘aansteken’. Niks empowerment, een zorgelijke trend, volgens Littman, waarvoor ze een nieuwe term muntte: rapid-onset gender dysphoria, oftewel: genderdysforie die plots de kop opsteekt.

De publicatie afgelopen augustus sloeg in als een bom. Op de onderzoeksmethode was zoveel aan te merken dat Brown University het persbericht over het onderzoek al na een week van haar website haalde en het wetenschappelijk tijdschrift PLOS ONE aankondigde het nog eens flink onder de loep te nemen. In plaats van met jongeren zelf te spreken – voor wie de genderdysforie wellicht niet zo ‘rapid’ was als de ouders dachten – baseerde Littman haar theorie alleen op de input van ouders. Dat waren niet zomaar vaders en moeders van trans jongeren: Littman had haar enquête verspreid via online discussiegroepen van ouders waarin al sceptisch werd gesproken over de transtrend. Driekwart dacht zelfs dat hun kind het niet bij het juiste eind had wat betreft hun gender. Het wetenschappelijk artikel droop van het wantrouwen jegens de oprechtheid van trans personen.

Thomas Steensma van de genderpoli herkent het geschetste beeld van jongeren die elkaar ‘aansteken’ dan ook niet. ‘Onze nieuwe patiënten zijn niet minder genderdysfoor dan voorheen’, zegt hij. Met andere woorden: ze zijn net zo trans als een oudere garde. Om toegang te krijgen tot behandelingen (en vergoedingen) is een diagnose ‘genderdysforie’ vereist, die is opgenomen in het handboek van psychische stoornissen. Als aan minimaal twee van de zes criteria wordt voldaan en die voor een periode van ten minste zes maanden (‘rapid-onset’ kán dus niet) als zeer hinderlijk worden ervaren, is er sprake van ‘genderdysforie’. Net als voor het digitale tijdperk valt grofweg een derde van de aanmelders af en gaat twee derde door met het traject.

Van besmetting lijkt dus geen sprake. Wat Steensma wél opvalt, is dat niet alleen transgender personen, maar iedereen meer bezig lijkt te zijn met gender. Een positieve ontwikkeling, wat hem betreft. Voorheen kwamen regelmatig ouders bij de genderpoli die zich zorgen maakten om hun kleuterzoon, vertelt hij. ‘Meisjesachtige jongens zijn altijd al als problematischer gezien dan stoere meisjes. Ouders kwamen met hun kind binnen en vroegen zich af wat er toch van hun driejarige zoontje moest worden. Dat is nu aan het veranderen. Wat vroeger als “afwijkend” werd bestempeld is nu meer geaccepteerd. Extreme gevallen van genderdysforie bij kinderen zien we zeker nog, maar een jongetje met een jurk is niet meteen een probleem.’

Maar is de toename van trans personen werkelijk een teken van emancipatie, zoals historicus Bakker en mediawetenschapper Steinbock het ervaren, of kan er ook sprake zijn van een conservatieve tegenbeweging?

Geertje Mak, bijzonder hoogleraar gendergeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (en nichtje van) denkt het tweede. ‘Er zou in theorie geen transgender persoon bestaan als er geen genderverdeling was. Die uitzondering bevestigt de regel: man of vrouw’, zegt ze in een studentencafé aan de Zeedijk. Volgens Mak zit gender niet alleen in mensen, maar ook in de samenleving. ‘Als er meer speelruimte is in man-zijn en vrouw-zijn, lopen mensen minder makkelijk tegen de muur.’ Afgelopen twintig jaar is de genderverdeling juist strikter geworden, volgens haar.

Eind jaren negentig promoveerde Mak op haar proefschrift Mannelijke vrouwen: Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw. Ze ontdekte dat gender als onderdeel van onze identiteit relatief nieuw is. ‘Je zou deze mannelijke vrouwen nu kunnen beschrijven als butch lesbiennes, of misschien als trans mannen. Maar in die tijd bestond het idee nog niet dat het om een identiteit, een essentie van het “zelf” ging. Vrouwen konden betrekkelijk makkelijk als man door het leven: ze moesten hun haar afknippen, een broek aan en hun naam veranderen, dan waren ze man. Dat had vaak een praktisch motief: reizen was veiliger, het loon hoger en theaters waren toegankelijk. Er wordt ons nu steeds verteld: gender is echt iets wat in je zit. Maar die gedachte is historisch ontstaan. Dat “zelf” waar we het over hebben, is eigenlijk fictie. De psychologisering ervan begon pas vanaf 1870, toen psychiaters en seksuologen begonnen met honderden kleine “afwijkingen” als vlindertjes te categoriseren, van travestieten tot homoseksuelen. Dat systeem heeft zich enorm uitgebreid: álles over dromen, verlangens, kindertijd en hobby’s is eraan gekoppeld. De vrouwen die broeken droegen werden plots vrouwen die ernaar verlangden broeken te dragen.’

Ze concludeert: ‘In plaats van dat we zeggen: er klopt iets niet in de samenleving wordt het probleem nu in de relatie tussen het lichaam en het zelf van een individu gelegd. Het is misschien gek voor een hoogleraar gendergeschiedenis, maar er mag wel wat meer genderónverschilligheid komen. We zijn echt overobsessed.’

Dat vindt ook de Nigeriaanse socioloog Oyèrónke Oyèwùmí, die gender ziet als een westers exportproduct. De hoogleraar aan Stony Brook University in New York sprak dit voorjaar op het filosofiefestival Thinking Planet in Utrecht haar zorgen uit over trans personen die in hun lichaam ‘snijden’ om in een sociaal systeem te passen. Het liefst zou ze hen meenemen naar vroegere tijden in haar geboorteland, het West-Nigeriaanse Yorubaland. ‘Van oudsher is gender gewoon niet zo’n ding bij ons. Er zijn andere, belangrijker aspecten waarmee de sociale orde werd georganiseerd, zoals senioriteit – je leeftijd ten opzichte van de ander.’

Hoe zo’n genderloze maatschappij eruitziet? Er zijn geen woorden voor ‘hij’ of ‘zij’ in het Yoruba, de rollen van ‘husband’ en ‘wife’ kunnen door iedereen vervuld worden en voornamen geven niets weer over het geslacht van de drager. Je sociale rol, je taken in huis en je aanspreektitel worden er bepaald door je anciënniteit, volgens Oyèwùmí. Maar tijden veranderen: koloniale machten brachten het christendom, waardoor rigide rolpatronen nu ook diepgeworteld zijn bij de Yoruba. En inmiddels woont in Nigeria ook een groeiende transgender gemeenschap.

Interessante theorieën, vindt Brand Berghouwer, voorzitter van Transgender Netwerk Nederland, maar het gaat allemaal voorbij aan de realiteit: er is nu eenmaal een grote groep trans personen die last heeft van hun lichaam. Waar dat precies vandaan komt – diep van binnen of van de maatschappij buiten – is niet uit elkaar te halen, maar the struggle is real, is zijn boodschap. Berghouwer benadrukt dat de ervaring van transgender personen serieus genomen moet worden. Zelf ervoer hij de druk van buitenaf om in transitie te gaan ook. ‘Ik ben testosteron gaan nemen, omdat mensen maar “mevrouw” tegen me bleven zeggen.’

Berghouwer heeft niet het idee dat hij volledig samenvalt met het ‘hokje man’, maar het past hem in ieder geval een stuk beter dan vrouw. ‘Je wordt soms door je omgeving gedwongen om over dingen na te denken en positie te kiezen. Maar het is gewoonweg schadelijk om te doen alsof trans personen het resultaat zijn van een overobsessie.’

Dat ziet Mak ook. ‘De grootste denkfout die mensen maken met het idee van gender als sociaal construct, is doen alsof je het dus zomaar kunt aanpassen. Nationale identiteit en geld zijn óók sociale constructen en die zijn van grote waarde in onze dagelijkse levens. Zelfs met genderidentiteit als aantoonbare historische ontwikkeling kun je er niet omheen dat mensen het ervaren als een diepgevoelde, onwrikbare waarheid. Toch wil ik dat we erover nadenken hoe we als samenleving omgaan met mensen die als man of vrouw “uit de pas” lopen. Dat is namelijk enorm geïndividualiseerd en sterk gericht op het laten “kloppen” van het zelf met het lichaam.’

‘Al zat ik op een onbewoond eiland, dan nog had ik mijn oorspronkelijke lichaam verafschuwd en de mannelijke tegenhanger gevoeld als de juiste voor mij’, reageert historicus Alex Bakker. Hij ziet bij Geertje Mak een soort wensdenken waarbij gender ‘de schuld’ is van een heteronormatieve samenleving. De opkomst van meer transgenders zou daarin een conservatieve tegenbeweging zijn, omdat het oude man-vrouwrollen versterkt. ‘Maar er is juist steeds meer diversiteit en fluïditeit in de trans gemeenschap én daarbuiten’, zegt hij.

Dit verhaal moest de vraag beantwoorden waar die transtrend vandaan komt, alsof het een soort transmaggedon betreft. De explosie van media-aandacht, de verbindende kracht van het internet, nieuwe wetgeving en het wijdverspreide zorgaanbod – het speelt allemaal mee. Interessanter is waarom de emancipatie eigenlijk vraagtekens oproept. Een minder sterke maar zeker niet minder steady toename is ook te zien in mensen die homoseksueel zijn. Waren zij er altijd al, jaren wachtend in de kast tot het eindelijk veilig was om eruit te komen, of ‘worden’ er steeds meer mensen gay? Waarom is de transtoename wél een ding, terwijl we meer homo’s en lesbo’s niet als vraagstuk beschouwen – sommige gelovigen, rechts-extremisten en Jordan ‘het-homohuwelijk-is-een-interessant-experiment’ Peterson daargelaten?

Maxim Februari merkte in zijn NRC-column op dat het leeuwendeel van de kritiek op de Nashville-verklaring zich tegen de homofobe uitspraken keert. In Amsterdam vond een ‘mars voor de liefde’ plaats en landelijke media spraken van een ‘antihomopamflet’. Maar de transfobie in de verklaring wordt onder het tapijt geschoven. Het onbegrip voor trans personen lijkt een stuk wijdverspreider dan we misschien durven toegeven – niet alleen onder een christelijke minderheid.

Eliza Steinbock herkent dat in de dubbele standaard rondom medische ingrepen die sommige transgender personen ondergaan. ‘Als iemand een neuscorrectie wil, is dat prima. Als iemand een neuscorrectie wil omdat-ie er dan vrouwelijker uitziet, is het ineens problematisch. Hetzelfde met borsten: een vergroting of verkleining is geen probleem. Maar helemaal eraf of erop? Daarvoor is meteen een diagnose genderdysforie nodig’, zegt zij. Blijkbaar hebben we daar moeite mee.

‘Transgenders hebben altijd bestaan. Het woord niet, het concept evenmin – maar de mensen wel’, schrijft Alex Bakker in Transgender in Nederland: Een buitengewone geschiedenis. Voor een buitenstaander kan de plotselinge toename misschien uit de lucht komen vallen, hij is geenszins verrast: ‘Het is geen modeding. De prijs om openlijk trans te zijn is aanzienlijk verlaagd door de toegenomen bekendheid. Het is eindelijk normaal aan het worden.’

Lisa Peters

De Groene Amsterdammer, 16 januari 2019

Lees het volledige artikel hier.