Ook voor buitenlandse toeristen met kinderen is Amsterdam een aantrekkelijke vakantiebestemming. Onder meer Artis en rondvaarten zijn populair. En Nemo – ‘Nee, niet de vis.‘
TEKST LISA PETERS
‘Oh, Amsterdam: hoeren, wiet en molens!’ is de stereotiepe reactie van veel mensen buiten Nederland. Maar het tij keert. ‘Amsterdam heeft veel te bieden voor de kleintjes,’ schrijven bloggers. Steeds meer buitenlandse gezinnen bezoeken de stad. Deels komt dit door een wereldwijde toename in vakantiegangers en reizigers. Volgens Machteld Ligtvoet, woordvoerder van Amsterdam Marketing, maken meer mensen naast lange reizen ook kortere stedentrips. “Het voordeel van Amsterdam is dat het een compacte, kleine stad is. Alles is makkelijk bereikbaar, zelfs voor kinderbeentjes.”
Toch staat een attractie die de benen ontlast hier op nummer één: een rondvaart. Het is de meest ‘bezochte’ attractie in 2014: drie miljoen volwassenen en kinderen bekeken de stad vanaf het water. Voor kinderen is er sinds 2013 de kinderrondvaart ‘Zoetwaterpiraten’ van Blue Boat Company. Via hun eigen audiokanaal ontdekken ze – in het Nederlands of Engels – de stad met de Amsterdamse muis Sjonnie en zijn vriend, Harold de kat.
“Het concentratievermogen van een kind is niet veel langer dan twintig minuten. Het is belangrijk om het vooral ook leuk te maken,” zegt Blue Boat-directeur Ramón van der Storm.
Ook Artis en Nemo (‘niet de vis,’ schrijft een Australische blogger) zijn populaire activiteiten voor gezinnen met kinderen. In 2010 ontving het technologiemuseum 99.530 buitenlandse bezoekers en in 2014 waren dat er 128.419. Het aantal bezoekers van vier tot en met twaalf jaar was in 2010 12.215 en in 2014 19.964. In totaal bezochten vorig jaar 211.788 kinderen tot en met zeventien jaar Nemo.
Verantwoord vermaak
De veiligheid van de stad maakt ook dat Amsterdam veel gezinnen trekt, zegt Ligtvoet. De tuin achter het Rijksmuseum is gratis toegankelijk en heeft een speeltuin en een fontein. De Plantagebuurt is aantrekkelijk voor ouders en kinderen: behalve Artis zijn er musea en is het er groen.
Amsterdamse musea zijn de laatste tien jaar veel kindvriendelijker geworden. “Veel musea waren niet gericht op de jongste bezoekers,” zegt Ligtvoet. “In bijvoorbeeld het Van Gogh en het Rijks is nu veel te doen voor kinderen.” Lichtend voorbeeld voor musea is het Tropenmuseum Junior, dat in 2012 werd uitgeroepen tot het beste kindermuseum ter wereld.
Drie jaar geleden sloegen 44 musea in de stad en de stichting Samenwerkende Amsterdamse Musea (SAM) de handen ineen, onder leiding van SAM-directeur en kwartiermaker Björn Stenvers. Doel was de kindvriendelijkheid van de omgeving en het aanbod in musea te verbeteren. “We willen ook voor kinderen culturele kwaliteit, niet alleen entertainment,” zegt Stenvers.
SAM bracht een plattegrond uit met kindvriendelijke activiteiten. Hierop staan ook de voorzieningen bij elk museum. “Het is voor ouders belangrijk te weten dat ze naar het toilet kunnen zonder een kaartje te hoeven kopen of hun kinderwagen bij de balie kunnen stallen als ze in het museum zijn. Ook een café of restaurant in de buurt is handig.”
Wat de stad nog mist, volgens Ligtvoet, is een restaurant waar alles draait om het kind. “Commercieel is dat ook handig: als het kind blij is, zijn de ouders blij.”
April (3,5) komt uit Melbourne en is met haar ouders en broertje in Amsterdam. ‘Hier mag ik chocolademelk bij het ontbijt.’
“Amsterdam is leuk. Ik vind de Nijntjes op het Museumplein leuk. Op de boot vond ik het niet leuk. Ik heb ook op een heel roestige fiets gezeten. Mijn vader heeft een bakfiets en mijn broer en ik mochten samen voorin zitten. Ik heb ook in de fontein gespeeld. Je kunt er in het midden staan zonder nat te worden. Ik vind het leuk hier omdat ik chocolademelk mag drinken bij het ontbijt.”
Tom (5) komt uit Givat Ada in Israël en is in Amsterdam met zijn ouders en broer. Drie weken geleden heeft hij zijn arm gebroken bij een val van het klimrek. ‘De dokter hier spreekt Hebreeuws.’
“Ik ben op de fiets naar Amsterdam gekomen. Haha, nee, met het vliegtuig. En toen heb ik de ruimte gezien. Ik ben hier naar het ziekenhuis geweest. Er was een dokter die Hebreeuws sprak. Ik ben ook op een boot geweest en naar de dierentuin. Er waren heel veel apen en olifanten en ik heb ook een tijger en een zebra gezien.”
Aiman (4) woont in Jakarta, Indonesië, en is met zijn vader, moeder en oma op rondreis door Europa. Hierna gaan ze naar Londen. ‘Vooral de patatjes zijn lekker.’
“Dit is mijn eerste keer in Amsterdam. Ik vind het eten lekker, vooral de patatjes. En de boot vond ik leuk, die was groot. Thuis heb ik een rode fiets, ik ga er elke dag mee naar school. Ik vind het leuk om hier te zijn.”
Esther (5) komt uit Lincoln, Engeland. Met haar vader, moeder en broertje is ze met vakantie in Europa. Ze zijn een paar dagen in Amsterdam en gaan hierna naar Frankrijk. ‘Ik zie veel nieuwe dingen.’
“Ik kom hier voor het eerst. Ik vind het leuk, want in ons huis zorgen we voor een kat die Joost heet. We hebben op een boot gezeten en veel mensen gezien. Ik ben naar Artis geweest. Ik woon liever hier dan thuis, want hier zijn veel nieuwe dingen.”
Lea (5) uit Derendingen, Zwitserland, is met haar ouders en zus voor het eerst een paar dagen in Amsterdam en ze logeren bij een nicht van haar moeder. ‘Ik zie veel fietsen.’
“Ik vind Nederland leuk, want ik houd van Nijntje en ik vond de boot leuk. We slapen bij familie met een lieve, heel kleine baby. Ik heb hier veel fietsen gezien. Thuis heb ik ook een fiets, die is rood. Ik fiets niet naar school, ik loop elke dag. Ver? Nou, hálf ver. Ik woon liever in Zwitserland dan in Amsterdam.”
Iacopo (2,5) uit Curitiba in Brazilië is met zijn ouders met vakantie in Europa. Zijn moeder is Italiaans. Na Amsterdam reizen ze door naar Italië. ‘De tram hier is grappig.’
“Ik vind Amsterdam leuk. Ik heb molens gezien en ik ben naar Nemo geweest. De tram in Amsterdam is grappig. De tram is Train Thomas. De taxi vond ik stom. De boot is ook leuk, net als de konijnen hier op het plein. Dit is mijn favoriete konijn, omdat de kleuren zo mooi zijn. Ik wil wel in Amsterdam wonen.”
Het Parool, 4 augustus 2015